BTW-zitting Europees Hof lijkt in voordeel pensioenfondsen te gaan uitvallen

In Nederland lopen al jaren procedures over de vraag of pensioenfondsen met een uitkeringsovereenkomst omzetbelasting (BTW) moeten betalen over de rekeningen van hun vermogensbeheerders en uitvoerders. De vraag die daarvoor beantwoord moet worden is of een pensioenfonds die een middelloonregeling uitvoert voor BTW doeleinden gelijk te stellen is aan een gemeenschappelijk beleggingsfonds, met als onderliggende vraag of het beleggingsrisico bij de deelnemers ligt. Namens vijf pensioenfondsen en een pensioenuitvoeringsorganisatie is op 5 oktober 2023 bij het Hof van Justitie van de Europese Unie (EU-Hof) bepleit dat dit het geval is en dat vermogensbeheer en pensioenuitvoering derhalve zijn vrijgesteld van BTW.

De Belastingdienst heeft altijd ontkent dat vermogensbeheer en pensioenuitvoering ten aanzien van uitkeringsovereenkomsten voor de BTW vrijgestelde diensten zijn. De Hoge Raad stelde de Belastingdienst in 2016 in het gelijk. Naar aanleiding van prejudiciële vragen van rechtbank Gelderland buigt het EU-Hof zich nu over deze kwestie. Tijdens de zitting gaf de Europese Commissie de pensioenfondsen en pensioenuitvoeringsorganisatie gelijk. Het oordeel van de Europese Commissie geldt doorgaans als een zwaarwegend advies aan het EU-Hof. Ook de Europese rechters lijken – gezien hun vraagstelling – kritisch te staan tegenover het standpunt van de Nederlandse overheid.

De vervolgstap is een advies van de advocaat-generaal (A-G) aan het EU-Hof. A-G Kokott zal op 11 januari 2024 conclusie nemen. Vervolgens moet het EU-Hof zelf arrest wijzen. Dit zal naar verwachting niet vóór het einde van het tweede kwartaal van 2024 plaatsvinden. Op basis van het arrest van het EU-Hof zal rechtbank Gelderland vervolgens uitspraak doen.  

Bron: PensioenPro, 11 oktober 2023.